Stappen in Bijbeluitleg

Wat komt er allemaal kijken bij het begrijpen van een Bijbelgedeelte? Het heeft te maken met allerlei verschillende vragen en hele vakgebieden die daar mee bezig zijn. Hieronder staat een overzicht van stappen, vanaf een Nederlandse vertaling helemaal terug.

Start: een Nederlandse vertaling

Voor veel mensen in Nederland is de Nieuwe Bijbelvertaling het startpunt bij het lezen van de Bijbel. Deze vertaling komt uit 2004 en is herzien in 2021. Een Nederlandse vertaling is nodig, want de Bijbel is niet geschreven in het Nederlands, maar in het Grieks en Hebreeuws (en een klein stukje Aramees). En vertalen is een kunst.

De bekendste vertalingen in Nederland zijn: Statenvertaling (1638), Nieuwe Vertaling (1951), Willibrord-vertaling (1975/1978), Groot Nieuws Bijbel (1983/1996) en de Bijbel in Gewone Taal (2014)

Stap 1: Vertalen

Een goede Bijbelvertaling brengt twee werelden bij elkaar: de oude wereld van de originele tekst en de nieuwe wereld van vandaag. En aan allebei de kanten is er veel werk te doen.

Aan de ene kant moet je goed weten wat de originele woorden betekenen. Daarvoor kijk je heel goed naar de woorden en de tekst van de Bijbel, maar ook naar allerlei andere teksten uit die tijd, zoals bijvoorbeeld Babylonische teksten of Griekse dichters. Al die teksten helpen om te begrijpen hoe woorden werden gebruikt en wat ze betekenen. In de afgelopen eeuwen zijn veel oude teksten ontdekt, waardoor de kennis van de originele tekst steeds verder groeit.

Aan de andere kant moet je ook de taal van nu goed kennen om te weten welke woorden je nu kunt gebruiken. Dat komt bij dat de Nederlandse taal ook telkens verandert en de betekenis van woorden verschuift. Daarom is er iedere keer een nieuwe vertaling nodig.

Die twee werelden passen (helaas) niet precies op elkaar. Dat betekent dat elke vertaler keuzes moeten maken. Je kunt voorrang geven aan de originele tekst. Dan is de vertaling heel precies, maar moeilijk leesbaar in het Nederlands. Je kunt ook voorrang geven aan het Nederlands van nu. Dan leest het makkelijker, maar mis je meer details.

Elke vertaling zit ergens op die lijn. Geen enkele vertaling is zo precies dat rijm en overeenkomsten in klanken bewaard blijven. En andersom geldt dat ook in een hele vrije vertaling de doorgaande lijn van het verhaal behouden blijft.

Als voorbeeld vanuit de originele taal het Griekse woord sarx (Gr: σάρξ). Dat kan vrij neutraal 'lichaam' betekenen (1), maar vooral de spiermassa, het 'vlees' (2). Dat lichamelijk leven staat in contrast met God (3). Het is zwak en kwetsbaar en daarmee ook een beeld voor wat mensen doen (4). Dat alles zorgt ervoor dat sarx soms heel negatief gebruikt wordt (5). In het Grieks zitten al dit verschillende betekenissen aan dat ene woord.

1) en het gaat ook niet om de uiterlijke, lichamelijke besnijdenis (Rom. 2:28).

2) dan krijg je het vlees te eten van koningen, legeraanvoerders en machthebbers (Op. 19:18).

3) wat uit vlees en bloed bestaat kan geen deel hebben aan het koninkrijk van God; het vergankelijke krijgt geen deel aan de onvergankelijkheid. (1 Kor. 15:50).

4) de geest is wel gewillig, maar het lichaam is zwak. (Mat. 26:41).

5) ik besef dat in mij, in mijn aardse natuur, het goede niet aanwezig is. (Rom. 7:18).

Voorbeelden zijn met hulp van een concordantie, James D.G. Dunn, The theology of Paul the Apostle, 1998 en Cor Hoogerwerf, De vertaling van sarx in de NBV21, uitgave NBG.

Twee voorbeelden van vertaalproblemen in het Nederlands

Eerst een Hebreeuwse uitdrukking die 6x voorkomt (o.a. in 1 Samuel 25:22). In het Hebreeuws staat daar: מַשְׁתִּ֥ין בְּקִֽיר׃

Letterlijk is dat: degene die pist tegen de muur. Bijna elke vertaling kiest ervoor om dat niet zo te vertalen, maar met 'mannen' of 'mannelijk'. Maar de oude Statenvertaling uit 1637 vertaalde het wel zo (die aen de wandt pist), en zo ook de King James Version (any that pisseth against the wall). Van de moderne Nederlandse vertalingen volgt alleen de Naardense Vertaling dat spoor (een tegen-de-wand-pisser).

Het tweede voorbeeld komt uit Micha 1. In een klaaglied komen allerlei plaatsnamen voor en de regel heeft telkens te maken met de betekenis ervan. In vers 14 staat

בָּתֵּ֤י אַכְזִיב֙ לְאַכְזָ֔ב לְמַלְכֵ֖י יִשְׂרָאֵֽל׃

De huizen van Achziv worden achzav (= teleurstellend, verradelijk) voor de koningen van Israel.

Dat is niet te pakken in een vertaling. Alleen de Naardense Vertaling probeert het, door de vertaling erbij te zetten:

'de huizen van Achziev,- leugen, als leugengoed aan Israëls koningen.'

Hieronder een tekst in verschillende vertalingen. Het is Genesis 1:2. De kleuren laten de verschillen zien.

SV'77: De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op de afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.

NBG'51: De aarde nu was woest en ledig, en duisternis lag op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren.

GNB'96: De aarde was onherbergzaam en verlaten. Een watervloed bedekte haar en er heerste diepe duisternis. De wind van God joeg over het water.

HSV'10: De aarde nu was woest en leeg, en duisternis lag over de watervloed; en de Geest van God zweefde boven het water.

WV'12: De aarde was woest en leeg; duisternis lag over de diepte, en de geest van God zweefde over de wateren.

BGT'14: De aarde was leeg en verlaten. Overal was water, en alles was donker. En er waaide een hevige wind over het water.

NBV'21: De aarde was woest en doods, duisternis lag over de oervloed, en over het water zweefde Gods geest.

Stap 2: Op zoek naar de originele tekst en het vak van tekstkritiek

Een vertaling is dus een hele kunst, maar het wordt ingewikkelder. Van de Bijbel hebben we namelijk niet één, originele tekst. We hebben alleen (heel veel) kopieën, door mensen met de hand overgeschreven. En dat levert de nodige vragen op. Voor het overzicht is het handig om het overlevering van het Oude en Nieuwe Testament apart te nemen.

De eerste vraag is welke manuscripten er zijn. Een goed startpunt zijn de vier grote manuscripten uit de 4e en 5e eeuw. In deze vier boeken is bijna de hele tekst van de Bijbel bewaard gebleven. Ze zijn bekend als Codex Vaticanus (B, in het Vaticaan), Codex Sinaiticus en Codex Alexandrinus (ℵ en A, in Londen) en Codex Ephraemi Rescriptus (C, in Parijs). Deze vier zijn de basis voor het Nieuwe Testament zoals wij het kennen.

Deze vier zijn niet het oudste teksten die we kennen. Uit de periodes daarvoor zijn er stukken papyrus bewaard gebleven. In de uitgave van Nestle-Aland zijn ze genummerd van P1 tot P116. Ze zijn vaak klein en bevatten een paar verzen. En de vroege fragmenten zijn zeldzamer dan de latere. De belangrijkste zijn de drie volgende:

  • Het alleroudste fragment is waarschijnlijk P52. Aland dateert het rond het jaar 125 (en de meningen verschillen). Er staat een gedeelte van Johannes 18 op: zeven regels uit vers 31–33 op de voorkant en zeven regels uit vers 37–38 op de achterkant. Het is ongeveer zo groot als een creditcard.
  • Het meest volledig zijn de Chester Beatty Papyri (P45, P46 en P47). Hierin vinden we 25% van de vier evangeliën en Handelingen (uit 3e eeuw), 80% van de brieven van Paulus (pastorale brieven niet meegerekend, uit ongeveer 200) en 30% van de Openbaring (ook 3e eeuw).
  • Het best bewaard zijn de Bodmer Papyri (P66, P72 en P75). Hier vinden we nagenoeg perfect bewaarde bladzijden: 52 bladzijden van het evangelie Johannes uit het jaar 200 (hoofdstuk 1-14), 27 bladzijden van Lukas-Johannes uit de 3e eeuw (dertien hoofdstukken en een aantal verzen missen) en de beide brieven van Petrus en Judas uit de 3e/4e eeuw.

Rond deze fragmenten is de nodige discussie. Er is veel duidelijk, maar er blijven ook veel vragen.

Er zijn verschillende meningen over de datering van de fragmenten. Dat gebeurd namelijk door de stijl van het handschrift te vergelijken met andere handschriften. Het is alsof je een foto dateert aan de hand van de kleding. Dat betekent dat de meningen over handschriften weleens meer dan een eeuw verschillen.

Er zitten twee kanten aan de betrouwbaarheid van de tekst. Aan de ene kant is de tekst heel betrouwbaar: er zijn veel manuscripten, van vroege datum, die in grote mate overeenkomen. Het Nieuwe Testament is veruit de best bewaarde tekst uit de Oudheid. Ter vergelijking: van de Griekse filosoof Plato (4e eeuw v.Chr.) komt het oudste manuscript uit 895, met 4 kleine papyrusfragmenten van voor het jaar 100 n.Chr. Aan de andere kant hebben we geen originele teksten in handen, maar kopieën van kopieën van kopieën (naar de bekende uitspraak van nieuwtestamenticus Bart Ehrman). En het ging minder precies dan in de Joodse, en later de Islamitische, traditie.

Drie van de vier grote manuscripten zijn al lang bekend, maar Codex Sinaiticus is in 1844 door Constantin van Tischendorf meegenomen uit een klooster aan de voet van de Sinaï. De meeste papyrus-fragmenten zijn (relatief) kort geleden gevonden. De Bodmer Papyri in 1952, de Chester Beatty Papyri in 1931 (via tussenpersoon gekocht, details van vondst onbekend) en P52 in 1920 (idem).

Kurt Aland, Barbara Aland, The text of the New Testament, 1995

Sinaiticus

P52

P66