De slang in het paradijs

Aan het begin van de Bijbel lezen we over Adam en Eva in het tuin van Eden. Ze ontmoeten daar een sprekende slang. Dat is vreemd, want slangen kunnen niet praten. En waarom is het eigenlijk een slang en niet een vos of olifant? Daar zit meer achter dan je waarschijnlijk denkt. Hieronder kijken we eerst naar de tekst uit Genesis en daarna naar het hele Bijbelse beeld.

Een sluwe slang

De beschrijving in het boek Genesis is maar heel kort:

Van alle in het wild levende dieren die de HEER God gemaakt had, was de slang het sluwst (3:1).

Dat levert twee dingen op: het gaat om een slang en hij is sluw. Wat zeggen die twee woorden?

Afbeelding uit Sacro Monte di Varallo, Piedmonte, Italië

Het Hebreeuws voor 'slang' is nachasj: נָחָשׁ. Dat is het normale woord voor slang in Bijbel en komt 31 keer voor. Er zijn ook andere woorden die ook af en toe voorkomen: pètèn, tannin, èfè of sjaraf.

Opvallend is het werkwoord van dezelfde letters (n-ch-sj). Dat gaat over het zoeken van een antwoord van de goden, bijvoorbeeld door de vlucht van vogels of andere tekens. Wij noemen dat vaak waarzeggerij. Het komt elf keer voor en twee voorbeelden staan hieronder. Door deze associatie krijgt het woord 'slang' een duistere bijklank.

Laban antwoordde: ‘ ... ik heb uit verschillende tekenen opgemaakt dat de HEER mij omwille van jou heeft gezegend. (Genesis 30:27).

Hij (=Manasse) verbrandde zijn zoon als offer en liet zich in met toekomstvoorspelling, waarzeggerij, geestenbezwering en het raadplegen van schimmen. (2 Koningen 21:6).

Het Hebreeuws voor 'sluw' is arum: עָרוּם. Het klinkt negatief, maar dat is het niet. Het woord wijst op iemand die slim en verstandig is. In die positieve betekenis komt het vaak voor in het boek Spreuken. Hieronder staan twee voorbeelden daarvan uit Spreuken 14.

15Wie onnozel is, hecht aan ieder woord geloof,
wie verstandig is, zet elke stap met overleg.

18Dwaasheid wacht wie onbezonnen leeft,
wie verstandig is, wordt gekroond met kennis.

Die slimheid kan natuurlijk ook op een slechte manier gebruikt worden. In Exodus 21 wijst het op een dood met voorbedachte rade

14Wanneer iemand een ander echter verraderlijk vermoordt, met voorbedachten rade, mag je hem zelfs van mijn altaar weghalen om hem ter dood te brengen.

 

Masker van Toetanchamon. Op de kroon staan twee dieren: links de gier, symbool van Hoog-Egypte (zuiden) en rechts de cobra, symbool van Laag-Egypte (noorden).

Slangen in de wereld van de Bijbel

De slang is heel bekend bij de volken rond Israël. In Egypte was de slang verbonden met wijsheid en magie. Het is een teken van macht en voorspoed. Daarom heeft de god van Egypte ook de vorm van een slang en staat er een slang op de kroon van de farao. Een slang niet alleen positief, want ook de tegenstanders van de Egyptische goden, Apophis, heeft de vorm van een slang. De oude Sumeriërs kenden een god Ningishzida. Hij wordt afgebeeld als een slang en is de koning van de duistere onderwereld. Ook in Mesopotamië is dit het beeld. Eén van de meest bekende verhalen in de oudheid gaat over Gilgamesh, hun grote koning. Hij ging op zoek naar de onsterfelijkheid en vindt een magische plant om dat te bereiken. Alleen is er een slang die de plant opeet en zo blijft Gilgamesh sterfelijk. In de wereld rond Israël was de slang dus een bekend dier. Hij is machtig en wijs, maar tegelijk ook gevaarlijk en duister.

In de Bijbel vinden we hetzelfde beeld. Na Genesis komt de slang voor bij Mozes. Zijn staf verandert in een slang en eet zelfs de slangen van de Egyptische tovenaars op (Exodus 4:1-5 en 7:8-13). Later in de woestijn maakt Mozes een slang van koper. Wie gebeten is door een slang en naar deze koperen slang kijkt, blijft in leven (Numeri 21:4-9). Veel later, rond 700 voor Christus, horen we weer van deze koperen slang. Koning Hizkia laat hem slopen omdat er offers aan gebracht werden (2 Koningen 18:4). In de teksten van de profeten komt de slang enkele keren voor en altijd op een negatieve manier. Het gaat over het bijten van een slang (bijvoorbeeld Amos 5:19) of Gods bevrijding van slangen (bijvoorbeeld Jesaja 27:1).

Slangen voor de troon?

Er is een bijzondere verbinding tussen slangen en een visioen van de profeet Jesaja. In het zesde hoofdstuk van het boek staat daar:

In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoogverheven troon. De zoom van zijn mantel vulde de hele tempel. 2Boven Hem stonden serafs. Elk van hen had zes vleugels, twee om het gezicht en twee om het onderlichaam te bedekken, en twee om mee te vliegen. 3Zij riepen elkaar toe: ‘Heilig, heilig, heilig is de HEER van de hemelse machten. Heel de aarde is vervuld van zijn majesteit.’

Egyptische afbeelding van slang met benen

Het gaat hier om de serafs. Dat is geen Nederlands woord, maar gewoon de Hebreeuwse klanken die er staan. De eerste vertalers wisten er niet goed raad mee en hebben het zo laten staan. Deze serafs zijn vaak opgevat als een bepaald soort engel, vergelijkbaar met de cherubs. Maar er is meer over te zeggen, want 'seraf' betekent op alle andere plaatsen duidelijk 'slang' (Numeri 21:6 en 8; Deuteronomium 8:5; Jesaja 14:29 en 30:6). Het is zo niet vertaald omdat het idee van slangen rond de troon vreemd is.

Door opgravingen en onderzoek kunnen we dat nu beter plaatsen. In die tijd was een gevleugelde slang namelijk een bekend beeld. Links is een Egyptische versie, zelfs met benen. En rechts staan twee zegels uit Israël. De gevleugelde slang is hier een teken van bescherming voor de naam die eronder staat. In het boek van Keel en Uehlinger is daar veel meer over te vinden.

Hierdoor is het visioen van Jesaja beter te begrijpen: de profeet ziet een soort hemelse troonwachters in de bekende vorm van een slang met vleugels.

zegels uit Israël

De slang in Genesis

Al deze informatie geeft ons meer achtergrond van de slang in Genesis 3. Het gaat niet over een willekeurig dier. De slang is een dier dichtbij de goddelijke wereld. In Jesaja zijn er zelfs slangen aanwezig rond de troon van God. In Genesis 3 gaat het niet over een pratend dier, maar over een engelachtig wezen uit de hemelse troonzaal in de vorm van een slang.

Informatie:

  • John H. Walton, 'Serpent', in: Dictionary of the Old Testament: Pentateuch, editors: T. Desmond Alexander, David W. Baker, 2003

  • T. N. D. Mettinger, 'Seraphim', in: Dictionary of Deities and Demons in the Bible, editors: Karel van der Toorn, Bob Becking, Pieter W. van der Horst, 1999

  • Othmar Keel, Christoph Uehlinger, Gods, Goddesses, and Images of God in Ancient Israel, 1998

  • David J. A. Clines, The Concise dictionary of Classical Hebrew, 2009